Bedrijfsvoering
Externe inhuur
Uitgangspunt van het college is dat de reguliere werkzaamheden zoveel als mogelijk door het eigen personeel worden gedaan. Dit draagt namelijk bij aan een robuuste organisatie die interessant werk heeft, ontplooiingskansen biedt aan het personeel en de diensten en producten levert tegen zo laag mogelijke kosten.
Ingehuurd personeel dat wordt ingezet op reguliere werkzaamheden is over het algemeen niet duurder dan eigen personeel. Op deze categorie richt de aandacht van publiek en media over het “externe adviseurs” vraagstuk zich overigens ook niet. Het vraagstuk externe inhuur richt zich veel meer op de dure adviseurs. Het is niet voor niets, dat bepaald is dat externe inhuur van personeel boven een tarief van € 100,- per uur expliciete goedkeuring van de wethouder financiën behoeft.
De externe inhuur is als volgt langs twee lijnen ingedeeld:
- inhuur van personeel om het reguliere werk van de gemeentelijke organisatie doorgang te laten vinden, waarbij de werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van het management worden uitgevoerd;
- extern advies; inhuur op project/ad hoc basis van specialistische kennis/vaardigheden waarbij de verantwoordelijkheid voor het verstrekte advies/ondersteuning berust bij de adviseur/het adviesbureau.
Bij het beoordelen van de externe inhuur is onderscheid aangebracht op basis van tariefstelling; te weten tot en met € 75,- per uur en daarboven. Genoemde € 75,- per uur is gebaseerd op de loonkosten van een gekwalificeerde (HBO/WO) medewerker op schaal 11 niveau.
Op grond van de Wet Normering Topinkomens mag in 2017 het inkomen van topfunctionarissen in de (semi) publieke sector behoudens overgangsrecht maximaal 100% van het ministerssalaris zijn. Deze norm geldt ook voor inhuurkrachten. De hoogte bedraagt in 2017 € 181.000.
Ter vergelijking van de externe inhuur is de prognose in de tweede tijdvakrapportage en de rekening 2016 opgenomen in onderstaande tabel (bedrag x € 1.000). Ten opzichte van 2016 is vooral het extern advies hoger. Dit heeft betrekking op het programma "digitaal werken".
Rekening ‘16 | 2e tijdvak ‘17 | Rekening ‘17 | |
Inhuur voor regulier werk | 11.430 | 11.662 | 14.654 |
Extern advies | 812 | 3.821 | 2.299 |
Totaal | 12.242 | 15.483 | 16.953 |
Bedrijfsvoeringsfonds
In de nota begroting en budgetbeheer (2009) heeft de raad de kaders rondom de middeleninzet voor de bedrijfsvoering vastgelegd. Een belangrijk uitgangspunt daarin is dat het gemeentebestuur via de begroting vaststelt wat de gemeente het komende jaar gaat doen. Het bestuur bepaalt wat er moet gebeuren en welke budgetten daarvoor ter beschikking staan.
De wijze waarop de doelstellingen -zoals door de raad in de begroting geformuleerd- worden uitgevoerd, alsmede hoe de producten en diensten worden aangeboden is primair de verantwoordelijkheid van het ambtelijk apparaat (management). Dit uiteraard binnen de budgettaire kaders en eventueel nader door het gemeentebestuur te formuleren randvoorwaarden.
De organisatie heeft zich genoodzaakt gezien in een aantal gevallen extra uitgaven binnen de bedrijfsvoering te doen waar in de gemeente begroting niet expliciet, of onvoldoende geld voor is uitgetrokken. Concreet betreft het drie onderwerpen met een totaalbedrag van € 1,5 miljoen: implementatie decentralisatie jeugd, V&T buitenruimte en aandeel in bovenmatige frictiekosten organisatie. Een nadere toelichting op deze onderwerpen staat in het programma "bedrijfsvoering".
saldo bedrijfsvoering
Als bovengrens voor de omvang van het fonds schrijft de nota 5% van de bedrijfsvoeringbudgetten voor. Met een omvang eind 2017 van € 1,0 miljoen, blijft het fonds binnen de vastgestelde bestuurlijke kaders. De gezamenlijke bedrijfsvoeringsbudgetten bedragen € 80 miljoen. Met een maximum van 5 procent daarover zou de bovengrens van het fonds € 4,0 miljoen bedragen.